Naar een gelijke diplomawaardering voor hbo en universiteit!
André Postema duikt maandelijks in de ontwikkelingen bij Zuyd, in de regio, maatschappij en het onderwijsland. Dit keer gaat hij dieper in op de opmerkelijke verschillen tussen diploma’s van het hbo en het wo.
Het hoger beroepsonderwijs (hbo) en het universitaire, wetenschappelijk onderwijs (wo) vormen samen het hoger onderwijs in Nederland. Volgens de wet zijn de bacheloropleidingen van het hbo (vierjarig) en het wo (driejarig) gelijkwaardig: zij leiden op tot dezelfde graad. Dit is ook de uitkomst van het Bolognaproces, dat met de introductie van de bachelor-masterstructuur sinds 1999 heeft gezorgd voor meer samenhang in de stelsels voor hoger onderwijs in heel Europa.
Maatschappelijk draagvlak
Het is dan ook opmerkelijk én ongewenst dat er in de Nederlandse praktijk tot op de dag van vandaag grote verschillen bestaan tussen de diploma’s van het hbo en het wo. Deze verschillen komen allereerst tot uitdrukking in de hogere maatschappelijke waardering van een universitair diploma ten opzichte van een hbo-diploma. Daardoor kiezen vwo-scholieren en werkende professionals vaak voor een universitaire opleiding, ondanks dat een beroepsgerichte opleiding vaak veel beter bij hen past. En ook de salarissen van pas afgestudeerden verschillen nogal: gemiddeld verdienen hbo-starters zo’n € 500 per maand minder dan universitair afgestudeerden.
Toelating masters
Een tweede verschil in diplomawaardering zien we in de extra toelatingseisen tot masterprogramma’s die universiteiten stellen aan hbo-bachelors. Vaak moet een hbo-er na succesvolle afronding van een vierjarige bacheloropleiding in een bepaald domein (gezondheidszorg, techniek, economie, onderwijs, sociale studies, agro-food of kunsten) door nogal wat hoepels springen. Een wo-student van een driejarige bacheloropleiding in hetzelfde domein hoeft deze hindernissen niet te nemen. Dit leidt tot extra verplichte cursussen, pre-masterprogramma’s, schakelprogramma’s, toelatingsexamens en andere vormen van selectie. Bijna altijd komen hier hoge extra kosten voor de student bij kijken in termen van tijd en geld. Volgens opgave van de Inspectie van het Onderwijs blijkt ruim 25% van de universitaire masters zelfs volledig ontoegankelijk te zijn voor hbo-afgestudeerden. Dan is Bologna, ook in eigen land, ineens wel heel ver weg.
Recht op basisbeurs
Een derde verschil neigt zelfs naar regelrechte discriminatie. Een hbo-bachelor heeft geen recht op een basisbeurs indien een wo-master wordt gevolgd. Wo-bachelors ontvangen deze basisbeurs in de wo-masterfase wel. De minister van onderwijs verdedigde dit onlangs voor de rechter door erop te wijzen dat een hbo-bachelor vier jaar studie vergt en een wo-bachelor slechts drie. Voor de hbo-student is na het behalen van een bachelordiploma daarmee de koek op, zo redeneert de minister. Maar die redenering is onjuist, aangezien een havist, de belangrijkste hbo-kiezer, gemiddeld juist een jaar minder onderwijs heeft genoten dan een vwo-er. En een hbo-bachelor wel recht heeft op de basisbeurs wanneer deze kiest voor een hbo-master. Volg je het nog? Voormalig onderwijsminister Robbert Dijkgraaf in ieder geval niet. Hij vond dit onderscheid tussen hogeschool en universiteit “niet goed uit te leggen”. Maar liet het wegnemen van dit onderscheid over aan zijn opvolger.
Gelijke waardering
Het hoger beroepsonderwijs is al sinds heel lang emanciperend: het aan een brede groep toegang bieden tot hoger onderwijs. Maar het heeft ook altijd de status van the poor man’s university met zich meegedragen. Aan dergelijk standenonderwijs moeten we in Nederland geen ruimte bieden. En dat begint met een daadwerkelijk gelijke diplomawaardering van hbo en universiteit.
André Postema is sinds 1 juni 2023 voorzitter van het College van Bestuur van Zuyd Hogeschool.